Tijdens de Week van de Werkstress deel ik drie blogs met jullie over mijn burn-out in 2015/2016. Gisteren konden jullie wat lezen over de aanloop naar mijn burn-out. Vandaag deel ik het tweede deel. Het is weer best een verhaal, dus pak er gerust wat te drinken bij 😉

In november 2015 stroomde mijn emmer over. Maandenlang, of misschien zelfs jarenlang, vulde mijn emmer zich met ontzettend veel druppels. In november 2015 was ie vol, overvol.

Maar hoe is dat zo gekomen? En hoe, wat, waar en wanneer startte mijn herstel?

De stap gezet

Nadat voor de zoveelste keer de bom barstte, was mijn vriend klaar met mijn stemmingswisselingen. Hij stuurde me naar de huisarts voor hulp en dat was pas het moment dat ik zelf ook inzag dat ik hulp nodig had.

Ik had zelf natuurlijk al wel lange tijd door dat het niet goed ging. Dat ik meer stress had dan normaal en niet meer zo vrij en spontaan kon genieten van leuke momenten. Maar ik dacht dat ik er zelf wel uit zou komen. Ik zou wat meer gaan sporten. Leuke dingen doen. Vaker tijd voor mezelf nemen. Maar helaas: waar dat de jaren eerder steeds wel werkte op momenten dat ik overspannen begon te raken, was ik nu al te laat.

Mijn huisarts verwees me door naar de praktijkondersteuner en op het werk had ik me eindelijk ziek gemeld. Met een steuntje in de rug van mijn vestigingsmanager. De eerste moeilijke stappen waren gezet.

Helaas bleek de praktijkondersteuner mij niet de hulp te kunnen bieden die ik nodig had. Zijn enige oplossing was dat ik een andere baan zou moeten zoeken. Maar ik wist zelf al lang dat mijn werk niet de enige druppel was in mijn overvolle emmer. Er was nog veel meer aan de hand en de oorzaken werden niet allemaal aangepakt als ik een andere baan zou hebben. Ik besloot terug te gaan naar de huisarts en kreeg een doorverwijzing voor een psycholoog. En daar vond ik gelukkig wel de hulp die ik nodig had.

Mijn psycholoog deed verschillende tests en kwam uiteindelijk met een diagnose waar ik zelf nogal van schrok: een matig ernstige tot ernstige depressieve stoornis. Dat klonk alsof ik mezelf iets aan zou willen doen. En zo ver was ik echt nog niet! Hij vroeg me hoe ik het zelf noemde. Welke naam gaf ik het als ik het erover had met anderen? Zelf noemde ik het een burn-out. Dat was namelijk ook letterlijk hoe ik me voelde. Ik was op, leeg. De psycholoog gaf aan dat een burn-out inderdaad een depressieve stoornis is. Dus zo kon ik het heel terecht noemen. Na wat onderzoek online te hebben gedaan (inmiddels, op dat moment wilde ik niet teveel opzoeken op internet) blijkt dat een burn-out eigenlijk niet echt een wetenschappelijk onderbouwd ‘iets’ is. Een depressie en een burn-out hebben erg veel overeenkomsten en er is niet echt een duidelijke grens vast te stellen. Mij maakt het niet echt uit hoe je het noemt. Ik voelde me in ieder geval vreselijk slecht en leeg tegelijk. Ik houd het zelf bij een burn-out.

Eigen keuzes

Naast de hulp die ik eindelijk durfde te zoeken, heb ik zelf ook wat keuzes gemaakt. Ik zag in dat ik niet helemaal lekker bezig was en ik heb voor mezelf een aantal dingen bedacht die anders konden. Ik ging bijvoorbeeld minder vaak hardlopen. En als ik ging hardlopen, lette ik niet op mijn tempo, maar genoot ik gewoon. Het perfectionistische moest eruit. Hardlopen moest weer ontspannend worden.

Daarnaast begon ik me thuis wat meer bezig te houden met lezen, puzzelen en kleuren (klinkt deuzig, maar probeer het maar eens…). Ik ging minder vaak TV kijken, want de focus moest terug naar mijn eigen leven en niet naar dat van al die personages in series op Netflix.

Nog een keuze die ik maakte, was stoppen met de pil. Dan denk je misschien: je wilt toch niet zwanger worden op zo’n moment? Nee, dat wilde ik ook niet. Maar dat kun je op een hoop andere manieren voorkomen en ik wilde wel graag kijken of al die hormonen in de pil misschien invloed hadden op mijn stemming. Dat bleek niet echt zo te zijn. Ik kreeg alleen ineens weer een hele onzuivere huid. En die had wél invloed op mijn stemming. Dus de pil ben ik naderhand gewoon weer gaan slikken.

Omgeving

Persoonlijk zag ik erg op tegen de reacties van mensen in mijn omgeving. Hoe zou iedereen reageren op mijn burn-out? Zouden mensen vinden dat ik me aanstelde? Zouden ze geen contact meer met me willen?

Gelukkig kan ik zeggen dat ik over het algemeen behoorlijk goed ben opgevangen door mijn omgeving. Mijn ouders waren de eersten die ik zag toen ik me ziek had gemeld. Ik ben rechtstreeks uit kantoor naar het huis van mijn ouders gereden, waar mijn moeder was. Daar heb ik uren zitten huilen en praten. ’s Avonds kwam mijn vriend daar ook heen, net als mijn zusje. Dan had ik het maar meteen tegen iedereen verteld. Iedereen reageerde precies zoals ik had verwacht.

Mijn vriend zag het natuurlijk al even aankomen, hij had me immers naar de huisarts gestuurd. Voor mijn moeder kwam het ook niet als donderslag bij heldere hemel en zij reageerde direct zo begripvol als ik had gedacht. Maar dat waren ook niet de mensen war ik het meest tegenop zag om het ze te vertellen. Dat waren mijn vader en mijn zusje. Mijn vader en zusje lijken namelijk nogal op elkaar. Ze zijn allebei heel nuchter en hebben overal oplossingen voor. Zo ook nu. Mijn vader betwijfelde of het wel een burn-out was, en e-mailde me een link naar een test die ik anders eens moest doen. Mijn zusje kwam met de (begrijpelijke, maar op dat moment niet gewenste) opmerking: ‘Maar als je je ziek meldt van je werk, dan wordt het toch alleen maar drukker als je terug bent?’. En ondanks dat ik deze reacties ergens wel van hen had verwacht, kwamen ze hard binnen. Gelukkig zagen ook zij overigens al snel in dat ik me niet aanstelde en het niet zo was dat ik simpelweg geen zin had om te werken of iets dergelijks.

Mijn vrienden. Ja, laten we het erop houden dat je er in zo’n periode goed achter komt wie je vrienden zijn. Ik noemde een hele hoop mensen in mijn omgeving vrienden. Maar de beste vrienden die zijn er ook in een periode dat je zelf even niet zo’n goede vriend kunt zijn. En ik weet inmiddels heel erg goed wie dat zijn. Overigens heb ik naast deze beste vrienden ook nog genoeg lieve mensen om me heen, die ik het ook niet per se kwalijk neem dat ze er op dat moment niet voor me waren. Ik snap dat het best een heftige situatie is en dat mensen misschien niet weten hoe ze moeten helpen. Of hoe ze überhaupt moeten reageren. Maar ik weet nu wel op wie ik echt terug kan vallen, in voor en tegenspoed.

Op mijn werk heb ik veel steun gehad van collega’s. Niet van allemaal. Ik weet dat er nog altijd mensen zijn die vonden dat ik me gewoon aanstelde. En dat is prima. Ik weet inmiddels namelijk dat wat iemand van mij vindt, een reflectie is van die persoon, en niet altijd per se over mij gaat. Dat is een ding dat ik heb geleerd tijdens mijn therapieën. Maar er waren genoeg collega’s die veel begrip toonden en altijd kwamen vragen hoe het ging, als ik weer een paar uur aan het werk was.

Mijn werkgever reageerde op zich ook beter dan verwacht. De directeur is nog een paar keer bij me aan komen kloppen als ik op kantoor was. Kijken hoe het ging. Met advies over hoe ik zou moeten leren denken. Waar ik helaas op dat moment niets mee kon, maar het was er wel en ik ben ervan overtuigd dat het goedbedoeld was. Er was zakelijk gezien wel iemand die uitgesproken negatief reageerde. En dat was eigenlijk de persoon bij wie ik me het meest op mijn gemak zou moeten voelen.

De bedrijfsarts. Hij vertelde al in het eerste gesprek dat ‘ziek zijn een keuze is’. Dat er mensen zijn die terminaal ziek zijn en die gewoon gaan werken. Geloof me: dat moet je NOOIT zeggen tegen iemand met een burn-out. Ik ben in de situatie beland, omdat ik juist erg perfectionistisch en loyaal ben. Te loyaal. Naar anderen. Niet naar mezelf. En dat ene moment in mijn leven dat ik voor mezelf en mijn gezondheid koos, kreeg ik dat te horen van nota bene de bedrijfsarts.

En toen ik een aantal weken later mijn uren op het werk aan het opbouwen was van 3 dagen van 2 uur naar 3 dagen van 3 uur en dat niet lukte, kreeg ik telefonisch van hem de magische woorden te horen: ‘Maar Nikki, drie keer drie uur is toch helemaal niet veel?’. Jawel. Even naar de supermarkt lopen is vaak al te veel. Opstaan is veel moeite, douchen is veel moeite. Alles kost veel moeite en energie.

Pas nadat mijn psycholoog een 7-pagina’s tellende rapportage naar de bedrijfsarts stuurde, draaide hij volledig om. Hij werd voorzichtiger dan ikzelf met de opbouw en was begripvoller dan ooit. Ik vind hem nog steeds de meest vervelende persoon die ik ken. Maar goed, ook dat is een reflectie van mijn gevoel bij hem, niet per se van hemzelf, misschien.

Mijn schoonbroer (of zwager, hoe je het wilt noemen) en schoonzus waren een hele grote steun. Omdat ze niet om de hoek wonen, zien we hen niet vaak. Maar iedere keer als we ze zagen, werd er oprecht gevraagd hoe het ging. En dat gebeurt nog steeds. Waar ik vroeger altijd zei ‘goed hoor’, geef ik hen nu een eerlijk en open antwoord. Er zijn weinig mensen bij wie ik dat doe. ‘Goed hoor’ is nu eenmaal het makkelijkst. Ze zijn ontzettend begripvol en kwamen wel met adviezen, maar niet met sturende adviezen. Begrijp je een beetje wat ik bedoel? Alle adviezen waren open, niet dwingend. Daarnaast kwam mijn schoonbroer met een opmerking die mij ook mijn ogen opende. Hij vroeg me namelijk: ‘Hoe zie je jezelf nu? Ben je nu ziek, nu je aan je burn-out werkt? Of was je juist ziek toen je er niets mee deed en ben je nu al beter aan het worden?’. En dat vond ik eigenlijk heel mooi. Want er zit zeker een kern van waarheid in. Vanaf het moment dat ik mijn burn-out erkende, werd ik beter.

Morgenmiddag om 12.00 uur komt het derde en laatste deel over mijn burn-out online. 

X Nikki