Tijdens de Week van de Werkstress deel ik drie blogs met jullie over mijn burn-out in 2015/2016. Vandaag deel ik het eerste deel. Het is best een verhaal, dus pak er gerust wat te drinken bij 😉
In november 2015 stroomde mijn emmer over. Maandenlang, of misschien zelfs jarenlang, vulde mijn emmer zich met ontzettend veel druppels. In november 2015 was ie vol, overvol.
Maar hoe is dat zo gekomen? En hoe, wat, waar en wanneer startte mijn herstel?
 Aanloop
Een burn-out is over het algemeen iets wat je niet plotseling overkomt. In mijn geval voelde het echt alsof er steeds meer taken op mijn schouders rusten.
Ik wilde mijn werk perfect doen. En daaronder verstond ik: een goede collega zijn, veel werk gedaan krijgen, geen fouten maken, alle taken aannemen die bij niemand anders op hun bordje terecht konden. En toen kwamen de paniekaanvallen.
Daarnaast was ik in 2014 voor de zoveelste keer begonnen met hardlopen. Het was al een behoorlijke overwinning dat ik dat anderhalf jaar later nog steeds volhield, maar dat vond ik niet genoeg. Er moesten grenzen worden verlegd en records worden verbroken. Langere afstanden, snellere tempo’s. Vergelijken met andere hardlopers. Meer trainen, sneller worden. En toen kwamen de blessures.
Naast mijn werk en het hardlopen, wilde ik ook genoeg tijd maken voor mijn familie, vriend en vrienden. De beste zus en dochter zijn. De beste vriendin zijn voor mijn vriend en vriendinnen. Iedereen overal in steunen en helpen. De schouder om op uit te huilen. Zelf huilde ik wel in ‘mijn eigen tijd’, daar zou ik niemand anders mee lastigvallen.
Bij een sollicitatiegesprek wordt vaak gevraagd wat je negatieve eigenschappen zijn. Perfectionistisch lijkt een perfect antwoord. Want is dat wel negatief? Nou, JA! Ik was (en ben nog steeds) zelf een behoorlijke perfectionist. Ik was bang voor zo ongeveer alles wat fout kan gaan. En daarmee bedoel ik spelfouten, maar ook vallen tijdens het hardlopen. Alles wat niet de bedoeling is, daar had ik een soort irrationele angst voor. Dat zorgde ervoor dat ik alles wat ik wil doen vaak maar uitstelde, omdat ik opzag tegen de fouten die ik kon maken. Maar vaak deed ik dingen ook gewoon helemaal niet. En als ik iets wel deed, dan kostte datgene me zo ongelooflijk veel tijd en energie dat het eigenlijk niet meer leuk is. Want ik kon het niet ‘gewoon goed’ doen, het moest perfect zijn.
Alles wat ik ‘moet’ doen, deed ik het liefst tegelijk. Zo veel mogelijk gedaan krijgen voor anderen. En daardoor ging ik juist fouten maken. Slordigheden. En dat zorgde er weer voor dat ik mezelf de put in praatte en vond dat ik niet goed genoeg was. Ik kon niet goed tegen kritiek en vatte alles veel te persoonlijk op. Als er een fout stond in een brief die ik schreef, vond ik mezelf stom en dom. Hoe kon ik die fout hebben gemaakt? Had ik dat niet beter moeten weten? Ik zag het niet als leermoment
Dat perfectionistische zorgde (en zorgt) vaak voor piekermomenten. Ik maakte me langer druk om dingen die ‘fout’ zijn gegaan dan nodig was. In plaats van er een les van te leren en vooruit te kijken, bleef ik in de fout hangen en voelde ik me een faler. En dat uitstelgedrag dat bij het perfectionistische hoort, zorgt voor twijfels. Zal ik nu, of zal ik straks…? Zal ik wel, of zal ik niet…? Verspilling van mijn tijd, maar vooral van mijn energie.
En die energie raakte hierdoor echt op in 2015.
Nieuw-Zeeland
In september 2015 vertrokken mijn vriend en ik voor een maand naar Nieuw-Zeeland. We hadden daar een camper gehuurd en probeerden zo veel mogelijk van het zuider- en noordereiland te zien. Tussen de mooiste natuur die ik ooit heb gezien, met zo min mogelijk menselijke prikkels om me heen, kwam ik mezelf tegen. Goed en slecht.
Ik verlegde grenzen in Nieuw-Zeeland: zette een tattoo met de tekst Whai Ana o Moemoea (dat betekent: volg je dromen), liep de Abel Tasman Coast Track met kapotte voeten en een ontzettend vermoeid en hongerig lichaam. Ik deed dingen die ik niet eerder had gedaan en was echt trots op mezelf.
Maar tijdens sommige momenten drong ook ineens tot me door dat ik de laatste jaren veel minder goed was in genieten van spontane dingen. Gingen onze vrienden naar het terras, wilde ik niet mee. En ging ik wel mee? Zat ik meer na te denken over van alles en nog wat dan te genieten van het moment. Ik heb daar in Nieuw-Zeeland een avond lang zo ontzettend hard en veel gehuild, omdat ik me zo stom voelde. Waarom kon ik niet gewoon meer genieten? Blij zijn met wat ik had? Spontane dingen doen met vrienden en mijn vriend? Waarom was ik altijd gestrest? En waarom reageerde ik in hemelsnaam alles af op mijn vriend? Toen en daar nam ik me voor dat het anders moest. Vanaf dat moment, in Nieuw-Zeeland, maar ook in Nederland.
Een duwtje in de juiste richting
Maar toen we terug kwamen in Nederland, veranderde er niets. We kwamen thuis in hetzelfde huis. Ik ging terug naar hetzelfde kantoor, achter hetzelfde bureau en ik deed hetzelfde werk. In dezelfde hoeveelheid. En alles kostte me nog steeds evenveel energie.
In de zomer van 2015 had ik op het werk al een aantal keer aangegeven dat de werkdruk te hoog werd. Uiteindelijk is daar niets mee gedaan. Ik kreeg te horen dat de werkdruk niet veranderd kon worden, ik moest er zelf anders mee om gaan. Maar ondertussen kreeg ik er alleen maar werk bij en voelde ik me er steeds minder prettig bij. Ik had het gevoel dat ik niet werd gehoord.
Thuis kwam de frustratie er altijd uit. Mijn vriend kreeg de wind van voren om de stomste dingen. Een vaatdoekje dat op het aanrecht lag, in plaats van aan het haakje hing dat ervoor bedoeld was, bijvoorbeeld. En hij gaf me uiteindelijk het duwtje in de juiste richting.
Op vrijdag 13 november 2015 barstte mijn bom weer eens na een drukke werkweek. Vrijdag de 13e, zie ik nou trouwens ineens, haha! Maar eigenlijk was dat mijn geluksdag. Mijn vriend trapte namelijk vól op de rem en gaf mij de opdracht om de huisarts te bellen. Het ging zo niet langer en ik moest echt hulp gaan zoeken.
Dinsdag 17 november 2015 heb ik een gesprek gehad met de huisarts. Hij merkte gelijk dat het écht niet goed ging. Zijn papieren zakdoekjes gingen er in recordtempo doorheen en hij verwees me naar de praktijkondersteuner voor hulp. Daarnaast vroeg hij me of hij medicatie moest voorschrijven, om me te kalmeren. Maar ik wilde geen medicatie. Ik slik niet eens paracetamol als ik me niet lekker voel. Als ik medicijnen inneem, gaat het écht niet goed. Ik zie medicatie namelijk als iets wat alles onderdrukt en niet per se oplost. Overigens heb ik alle begrip voor iedereen die wel medicatie gebruikt, je moet namelijk in zo’n situatie vooral doen waar je je het beste bij voelt. Maar ik voelde dat ik het zonder medicatie ook zou kunnen. En zo niet, dan kon ik er altijd nog om vragen.
Op woensdag 18 november 2015 ging ik weer naar het werk en had ik een gesprek met de manager van de vestiging waar ik op dat moment werkte. Ik kon alleen maar huilen, bijna een uur lang. Zij stuurde me naar huis om even echt tot rust te komen. Ze zei me dat ik me ziek moest melden en pas weer op kantoor mocht komen als ik iets meer energie had. En dat zetje had ik echt even nodig. Zelf had ik die keuze namelijk pas veel later (veel TE laat) gemaakt, denk ik.
Morgenmiddag om 12.00 uur komt er weer een blog online over mijn burn-out.Â
X Nikki
Recente reacties